-
サマリー
あらすじ・解説
De groeimaand meiGenoemd naar de Griekse moedergodin Maia (die de dingen van de natuur laat groeien) is de maand mei voor de Nederlandse natuurliefhebber een hele drukke maand. Vrijwel alle vogels broeden hun eieren uit en/of verzorgen hun jongen (zie podcast 114: in mei leggen alle…). Ook de laatste lange afstand trekkers, vogels en vlinders, zijn terug uit Afrika. De bomen staan allemaal in blad, het aantal bloeiende planten explodeert. En daarmee breekt een heel drukke tijd aan voor de insecten. Hun larven eten zich te berste aan het jonge blad, de volwassenen verzamelen stuifmeel en leggen eieren. Ze profiteren van de stijgende temperatuur, en dat geldt ook voor alle waterbewoners. Zoogdieren zijn druk met hun jongen en reptielen zoeken zonnige plekjes op. Het weer kan daarbij in mei best wisselvallig zijn. Nachtvorst, zoals ooit vaste prik tijdens de ijsheiligen rond 15 mei, begint uitzonderlijk te worden. Er is nog een kleine kans aan het begin van de maand. Het maandelijks aantal zonne-uren neemt toe, maar verschilt behoorlijk van jaar tot jaar (schommelt tussen de 285en 220 uur). Die variatie hangt samen met de regenval waar soms ook geen peil op te trekken is (het gemiddelde loopt uiteen van 78 tot 122 mm, met plaatselijk enorme uitschieters). Al met al zijn er 3-8 regendagen. De gemiddelde temperatuur, wie verbaast dat nog, is 2,2 graad opgelopen tot 15,5 graden, en er zijn inmiddels op zijn minst 13 warme dagen en drie soms zelfs zomerse dagen.Met het uitlopen van beuken en populieren zijn nu alle bomen bebladerd. Niet alleen grassen bloeien, het totaal van bloeiende planten stijgt in mei met 30 % (ruim 240 soorten erbij). Niet allemaal hebben ze zulke poëtische namen als het bleek bosvogeltje, maar er zijn ook veel bekendere. Om er een paar te noemen, de avond en echte koekoeksbloem, bosaardbei, braam en framboos, dolle kervel, zevenblad (als jong blad een heerlijk sla, later een gevreesd tuinonkruid) en nog veel meer schermbloemigen. Rol-, rode en witte klaver, weegbrees, echte kamille, (kleverige) ogentroost, liever vrouwenbedstro, lelietjes van dalen, margriet, vingerhoedskruid, witte dovenetel en zilverschoon. In de tuin bloeien erwt en bieslook. Op de Waddeneilanden genieten we in mei van Engels gras en duinroos. De wilgen zijn vaak uitgebloeid, maar daarvoor bloeien nu bomen als zomereik (zie podcast 165: zomer en wintereik), hulst, vogelkers, meidoorn, paardenkastanje en lijsterbes. Ook in en om het water bloeit er veel, zoals gele lis en gele plomp, de kruipende, scherpe en knol boterbloem en als het water schoon genoeg is zien we de krabbenscheer weer omhoog komen.Tegelijk zien we de eerste libellen en waterjuffers rondvliegen. Bij de krabbenscheer kunnen we de zeldzame groene glazenmaker verwachten, maar vaak zal het om algemenere, maar net zo prachtige soorten gaan zoals het lantaarntje. Op het jonge boomblad vinden we de wereld aan rupsjes (bijvoorbeeld van de wintervlinder, ook zeer geliefd bij de koolmees). Wilde bijen zoals graafbijen en metselbijen vliegen af en aan naar de nesten van hun jongen, hommels zoeken naar stuifmeel, de eerste langpootmuggen vliegen rond. Deze prachtige insecten met hun zeer lange vleugels zijn onschuldige wezens, kunnen niemand steken en zijn een genot voor het oog. Hun larven zijn vervaarlijker en leven als graswortels etende larven onder de grond. Daar zijn ze dan stapelvoedsel voor bijvoorbeeld spreeuwen, die ze met het grootse gemak uit de grond trekken (waar wij al gauw een kwartiertje ploeteren met een spade en vieze handen nodig voor hebben).Het is ueberhaupt heel inspirerernd om te kijken naar het (insecten)voer dat vogelouders aan hun jongen brengen. Dat zie je de ene dag ineens heel veel “soldaatjes”, roodvleugelige zachtschildkevers, een andere dag zijn het zwarte vliegen (bibionidae). Die soorten komen synchroon en massaal uit, en als je er eenmaal opmerkzaam op bent herken je ook later makkelijk als het weer eens een keer “zwarte vliegendag” is. Zo vind je dan ineens elzenhaantjes op de els, en dan weer in grotere getalen snuitkevers of boktorren. Bijzonder in mei is natuurlijk ook de late aankomst van de verre trekkers, zoals distelvlinders en atalanta’s, trekvlinders die uit Afrika komen. Ze voegen zich bij andere dagvlinders als het citroentje, koolwitje, dagpauwoog, het oranjetipje, en de vele duizenden nachtvlinders (ten onrechte ook wat denigrerend als motten aangeduid). Ook laat uit Afrika komen de bosrietzanger en de spotvogel, boeren, oever en huiszwaluwen en de bonte vliegenvanger. Daarmee is het vogelgezelschap wel compleet. Sterker nog, eind mei is er al een dikke kans dat de koekoek (zie podcast 166: de moeilijke keuzes van de koekoek) ons alweer gaat verlaten, op weg naar Afrika. Die heeft zijn jongen dan toevertrouwd aan graspieper, heggemus of kleine karekiet.Tot de volgende wandeling door de natuur!:Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & ErwinVond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met ...